2.2. De tweede vaardigheid: zelfstandigheid

Zelfstandigheid van de leerling is noodzakelijk om in de groep te differentiëren. Daardoor kan de leerkracht meer tijd vrijmaken voor het begeleiden van andere leerlingen in zijn groep. Om deze algemene vaardigheid bij de leerkracht vorm te geven wordt onder andere gebruik gemaakt van:

  1. Het model Zelfstandig Werken
    Dit is het tweede model dat vereist is, naast het model Directe Instructie, om binnen
    het Zwols Model te gebruiken. Ook hier is sprake van een vast omschreven planmatige
    aanpak. Het doel is dat leerlingen enige tijd aan het werk zijn zonder de hulp van
    de leerkracht. Stoplicht, uitgestelde aandacht, vaste looproute zijn begrippen die
    binnen dit model hun plaats kunnen hebben. Door het gebruik van dit model krijgt de
    leerkracht op gezette tijden de handen vrij om individuele hulp te geven aan kinderen
    die daar behoefte aan hebben.
  2. Werken met dag- en weektaken
    Het is goed om kinderen meer verantwoordelijkheid te geven bij hun taken. Dit
    verhoogt de zelfstandigheid en het verhoogt de betrokkenheid op de taak. Er kan in
    opklimmende mate gekozen worden voor dag- en weektaken. De mate wordt bepaald
    door de mogelijkheden en de ervaringen van de leerkracht. Er moet een keuze
    gemaakt worden binnen een spanningsveld waarbij enerzijds optimale zelfstandigheid
    is vereist, maar anderzijds wel voldoende grip gehouden moet worden op het proces.
  3. Goede regels en routines
    Dit onderdeel komt breder aan de orde in hoofdstuk 5: ‘Klassenmanagement’ en in
    bouwsteen 5.3.

Wat kunnen goede bouwstenen (scholingsonderwerpen) zijn bij deze vaardigheid?