1.3. Historische lijnen

1.3.1. Het eerste kleuteronderwijs werd gegeven aan de zogenaamde matressenschool aan kinderen van 3-5 jaar. Later kwam de ‘bewaarschool’, waar jonge kinderen werden opgevoed tot deugdzaamheid. Er werd een voorbereiding gegeven op lezen, schrijven en rekenen. Dit gebeurde op een streng klassikale wijze. de aanpak was vooral verbaal.

1.3.2. Onder invloed van pedagogen als Fröbel, Montessori en De Haan kwam er langzaamaan aandacht voor het eigene, het specifi eke van het jonge kind. Men zocht naar specifi eke activiteiten (hoeken, de kring, het werken met ontwikkelingsmaterialen) en kwam wat losser van de lagere school te staan, wat minder gericht op het voorbereidende lezen, schrijven en rekenen. De onbevoegde kleuterleidster was toegestaan.

1.3.3. Met de invoering van de Kleuteronderwijswet van 1956 moesten de leidsters bevoegd zijn. Het accent kwam te liggen op activiteiten en materialen: spel- en lichaamsoefeningen, arbeid met ontwikkelingsmateriaal, boetseren, tekenen, muzikale activiteit, vertellen en oefeningen in goede uitspraak, het leren van kinderversjes. Het kreeg allemaal een wettige plaats in de wet. Het toezicht lag bij de rijksinspectie, die vroeg om een speelwerkplan voor vijf jaar (een marginaal en minimaal document).

1.3.4. In 1974 werd een wetswijziging doorgevoerd met de leidende gedachte dat het kleuteronderwijs meer naar de lagere school toe moest werken. Het accent werd gelegd op een brede ontwikkelingsdoelstelling, onderscheiden in lichamelijke ontwikkeling, zintuiglijke ontwikkeling, taalontwikkeling, muzikale ontwikkeling, ontwikkeling van andere middelen tot expressie, sociale vorming en verstandelijke vorming. De oude KLOS was op deze leest geschoeid. Het speelwerkplan bleef, maar er kwam een andere kijk op kleuters.

1.3.5. Met de Wet op het Basisonderwijs (WBO, 1985) kwamen kleuterschool en lagere school in één school: het basisonderwijs met een continue ontwikkeling voor 4-12-jarigen. Er was vanaf het begin weerstand bij hen die vreesden voor het verdwijnen van de specifi eke verworvenheden. Men wilde geen voorbereiding zijn naar de lagere school met vakken. Men gaf voorkeur aan het thematisch werken.

1.3.6. In 2001 kwam de Wet op het Primair Onderwijs. (WPO)