2.3. Interactievormen

Het gebruik van interactievormen dient tegelijkertijd veel doelen. Naast de onderliggende leerdoelen leren de kinderen ook vragen te stellen en te overleggen. Het luisteren naar anderen is onontbeerlijk in een goede communicatie en ook het leren verwoorden van hun mening zijn rijke bijproducten. Er bestaan zeer veel interactievormen. We noemen deze ook bij het hoofdstuk Activeren. Onderdeel is hier ook het coöperatief leren. We volstaan hier slechts met een opsomming, waarbij we alleen het eerste punt (discussievormen) onderverdelen4:

  1. Dicussievormen
    • De probleemoplossende discussie.
    • Discussie in groepen met rapportage via flappen.
    • Carrouseldiscussie.
    • Bord- of muurdiscussie.
    • De alter-egomethode.
    • De vissenkommethode.
    • Forumdiscussie of panel.
    • Discussie met open stoel.
    • Rondvraag.
  2. De gevalsmethode.
  3. De incidentenmethode.
  4. De casemethode.
  5. De brainstorm.
  6. Kort geding.
  7. Klassengesprek.
  8. Gesloten kringgesprek.
  9. Open kringgesprek.
  10. Vragen stellen.
  11. Interview.
  12. Publiek interview.
  13. Enquête.
  14. Stemmen.
  15. Communicatiespel

4: We verwijzen weer naar ‘Het didactisch werkvormenboek’. Zie de voetnoot van 2.1. Hoofdstromingen.