Inrichting van het klaslokaal

De inrichting van het klaslokaal levert een belangrijke bijdrage aan het werkklimaat in de klas. Het lokaal is immers voor de leerlingen de werk- en verblijfruimte voor ongeveer vijf uren per dag. Daarom moet het lokaal een eff ectieve inrichting hebben, die rust uitstraalt. De inrichting van het lokaal wordt mede bepaald door de wijze van lesgeven van de leerkracht. Het meest gebruikelijk zijn rijtjes en groepjes. Daarnaast kan er gekozen worden voor brede rijen, hoefi jzers etc. De keuze hangt af van de groep (rustig of snel afgeleid) en de visie van de leerkracht. Bij een goede inrichting van het klaslokaal let de leerkracht op drie aandachtsgebieden:

1. Ruimte voor de instructie

  1. Creëer ruimte in het lokaal waar je een groepje leerlingen (verlengde) instructie kunt geven. (Instructietafel.)
  2. Zet de tafels zo neer dat er ruimte is voor een kring, zonder dat er (te veel) met meubilair geschoven moet worden.
  3. Zet het meubilair van de leerlingen zo neer dat alle leerlingen op het (digi)bord kunnen kijken.
  4. Zet het meubilair van de leerlingen zo neer dat de leerkracht alle gezichten van de leerlingen kan zien.
  5. Geef leerlingen een vaste plaats.
  6. Creëer werkplekken voor leerlingen die even rust nodig hebben.
  7. Houd rekening met leerlingen die visuele problemen hebben.
  8. Houd rekening met leerlingen die auditieve problemen hebben.
  9. Houd rekening met leerlingen die (echt) vaak naar het toilet moeten gaan.
  10. Zorg ervoor dat tafeltjes en stoeltjes van de leerlingen de goede hoogte hebben.
  11. Reserveer ruimte om het gemaakte werk van leerlingen te presenteren.
  12. Zorg ervoor dat dit leerlingenwerk speels, maar netjes wordt opgehangen of neergezet.
  13. Ververs regelmatig het tentoongestelde leerlingenwerk.
  14. Onderwijsleermiddelen (landkaarten, bordlat, passer, puntenslijper enz.) hebben in de klas hun vaste plek.
  15. De lessenaar van de leerkracht (of zijn werktafel of bureau) zijn toegankelijk en netjes opgeruimd.

2. Ruimte voor de materialen

  1. Zorg ervoor dat de materialen goed bereikbaar zijn voor de leerlingen en voor de leerkracht.
  2. Zorg dat kasten e.d. de looproutes niet belemmeren.
  3. Voorkom onnodige dode hoeken in het lokaal door kasten e.d.
  4. Breng een logische ordening aan bij de indeling van de kasten.
  5. Orden bijvoorbeeld zoveel mogelijk boeken, schriften en materialen per vak.
  6. Zorg dat de kasten er (ook achter de deuren) keurig uit zien. Stel bijvoorbeeld voor elke kast een beheerder aan. 2.7 Een beperkte klassenvoorraad van potloden, inktvullingen, schriften, atlassen, werkboekjes is voor ieder makkelijk bereikbaar.

3. Ruimte voor lopen

  1. Zorg ervoor dat de looproute om materialen te pakken logisch is. Een verkeerde route kan veel onrust veroorzaken.
  2. Zorg ervoor dat de looproute om naar het toilet te gaan logisch is. Een verkeerde route kan veel onrust veroorzaken. 3.3 Plaats kinderen met gedrags- of concentratieproblemen niet langs deze route.
  3. De route moet makkelijk begaanbaar zijn.
  4. Zorg ervoor dat leerlingen bij het binnenkomen en weggaan zo snel mogelijk bij hun plaats kunnen komen.

4. Algemeen

  1. Voorkom een al te bonte inrichting die te veel prikkels geeft aan de leerlingen.
  2. Zorg ervoor dat de voorzijde van het lokaal (bordkant) een rustige uitstraling heeft.
  3. Zorg voor enig groen in het lokaal, zonder er een jungle van te maken.
  4. Zorg voor goede verlichting van het lokaal; geen duistere hoeken.
  5. Zorg voor goede ventilatiemogelijkheden (en gebruik deze ook).
  6. Zorg ervoor dat het lokaal er altijd netjes en geordend uitziet. Betrek vooral de leerlingen zelf hierbij.
  7. Er zijn afspraken over het opbergen van leerling-bezittingen zoals bijvoorbeeld een bal, springtouw, broodtrommeltje.