4.2. Aanleren

In zijn algemeenheid geldt, dat vaardigheden en attitudes zich gaandeweg ontwikkelen als er gelegenheid gegeven wordt ze te oefenen. Het aanleren van zelfstandigheid is meestal geïntegreerd in de lessen rekenen, taal en de omgangsregels (sova-lessen). Wel kan het aan de orde worden gesteld bij een voor- of nabespreking. De nabespreking is dan ook van essentieel belang. Bij een rekeninstructie zegt de leerkracht waar het die keer om gaat, hij geeft instructie en gaat na de les samen met de kinderen na of het goed gegaan is. Op deze wijze wordt ook gewerkt, gebouwd aan de zelfstandigheid van leerlingen. Een deelvaardigheid wordt gekozen: Waar gaan we vandaag/deze periode op letten? Wat doe je dan? Wat doe je niet? En aan het eind van de les: Hoe is het gegaan? Is het gelukt? Het betrekken van de kinderen bij deze ontwikkeling en het medeverantwoordelijk maken van de leerlingen voor het gebeuren in de klas, is een belangrijk onderdeel voor het te behalen succes. Dit aanleren vereist bewuste keuzes en een systematische en structurele aanpak. Een cursorische en concentrische opzet levert de meeste resultaten op. Ieder jaar komen dezelfde vaardigheden aan de orde en iedere keer leren de kinderen er iets bij. Met het ouder worden van de kinderen verandert de didactiek. Bij kleuters wordt er op meer aspecten tegelijk gelet en moet er heel veel herhaald worden voordat het routine wordt. Bij bovenbouwleerlingen kan de leerling zelf veel meer betrokken worden om zijn eigen doelen stellen als het gaat om wat hij of zij zelfstandig kan en kunnen bepaalde aspecten apart uitgediept worden.