7.2.2. Wanneer mag een kind in dit niveau werken

De beslissing dat een kind in het tweede niveau gaat werken wordt door de
groepsleerkracht genomen. Indien gewenst kan hij hierover advies inwinnen bij de IB’er of
tijdens een leerlingbespreking. (Zie hiervoor ook paragraaf 3. ‘Wie is verantwoordelijk’.)
Als een leerling structureel wordt geplaatst in het tweede niveau, geldt dit een bepaalde
(en omschreven) periode van bijv. een half jaar. Daarna wordt opnieuw bezien of de
leerling in dat niveau op zijn plaats is.
Daarnaast is het mogelijk om een leerling incidenteel in een niveau te plaatsen. Daar is
dan duidelijk een reden voor aanwezig, ter beoordeling van de groepsleerkracht. (‘Doe
vandaag maar mee met…’).
Hieronder staan enkele criteria die als leidraad kunnen dienen bij de beoordeling of een
kind in het tweede niveau gaat werken.
• Uit methodegebonden toetsen blijkt dat de leerling onderdelen van de leerstof nog
niet (voldoende) beheerst, terwijl dat op dat moment wel het geval zou moeten zijn. Er
ontstaan hiaten in de leerstof.
• Het leerrendement ligt hoger dan 70%. (Het leerrendement wordt vastgesteld door
DLE te delen door DL, maal honderd. Dus een kind met een DL van 48 en een DLE van
36 heeft een leerrendement van 75%.)
• Het kind heeft enkele malen achtereen op D- of E-niveau gescoord bij de CITO toetsen
(de laagste 25%) of in categorie V (de laagste 20%).
• Een minimumpakket biedt een oplossing voor deze leerling.
• De gegeven hulp heeft als resultaat dat de achterstand ingelopen wordt of in ieder
geval niet groter wordt.
• Analyse en diagnostische gesprekken kunnen de keus ondersteunen.