7.5.1. Wat houdt het vijfde niveau in

Het vijfde niveau wil tegemoetkomen aan de onderwijsbehoeften van meer- of
hoogbegaafde leerlingen. Hoogbegaafdheid wordt omschreven als: “een hoger niveau van
bewustzijn, grotere gevoeligheid, een groter vermogen tot het begrijpen van waarnemingen
en het omzetten daarvan naar intellectuele en emotionele ervaringen” (Roeper, 1982; 2013).
Hoogbegaafde leerlingen kunnen overgevoelig zijn op één of meer gebieden:
psychomotorisch, zintuigelijk, verbeeldend, intellectueel of emotioneel. Dat betekent dat
deze kinderen sterker reageren op prikkels (Webb et al., 2013).
Bij hoogbegaafde leerlingen is meestal sprake van asynchrone ontwikkeling. Dat
betekent dat de cognitieve ontwikkeling sneller verloopt dan de emotionele- en fysieke
ontwikkeling. Een gevolg hiervan is, dat de leerling op meerdere leeftijden tegelijk
functioneert, waardoor hij of zij verkeerd ingeschat kan worden.
 

Er zijn een aantal gedragskenmerken die zich regelmatig voordoen bij hoogbegaafde
leerlingen. Als leerlingen meerdere van deze kenmerken vertonen, kan dat een indicatie
zijn van hoogbegaafdheid.
Kenmerken hoogbegaafdheid (Webb, 2013)
• Ongewoon grote woordenschat en complexe zinsstructuur voor hun leeftijd.
• Groter begrip voor subtiliteiten van taal.
• Grotere spanningsboog; groter doorzettingsvermogen (in hun interessegebied).
• Groter concentratievermogen en meer gevoeligheid.
• Brede interesse, sterk ontwikkelde nieuwsgierigheid en eindeloos vragen stellen.
• Belangstelling voor experimenteren en graag dingen op een andere manier doen.
• Divergent denken: voegt ideeën of dingen op creatieve niet voor de hand liggende
manier toe.
• Basisvaardigheden sneller leren, met minder oefening.
• Op kleuterleeftijd grotendeels zichzelf leren lezen en schrijven.
• Mogelijkheid veel informatie te onthouden; een ongewoon geheugen.
• Denkbeeldige vriendjes.
• Een ongewoon gevoel voor humor.
• De wens mensen en dingen te organiseren, o.a. door het bedenken van complexe
spelletjes.
Om onderscheid te maken tussen de verschillende typen hoogbegaafde leerlingen,
kunnen de profielen van Betts & Neihart (1988; 2010) gehanteerd worden. Deze profielen
beschrijven kenmerken per type leerling en bieden tevens handelings-suggesties (SLO,
z.j.).1




De meeste hoogbegaafde leerlingen hebben een sterke behoefte aan autonomie en
weinig behoefte aan instructie. Zij kunnen moeilijker lesstof aan als hun interesse gewekt
is of als hen het nut van de lesstof duidelijk wordt uitgelegd.
Deze kinderen hebben bij alle vakken behoefte aan ‘top down instructie’ (vanuit het
geheel naar het detail; dus niet stap voor stap opbouwen, zoals gewoonlijk met lesstof
gebeurt). Zij hebben er baat bij om vooraf het algemene doel en eventueel de subdoelen
duidelijk te maken. Dat kan ook op het bord aangegeven worden. Daarna kunnen
deze leerlingen makkelijker hun instructiebehoefte bepalen. Met rekenen en/of taal is
meestal een aangepast programma nodig. Dat wil niet zeggen dat álle hoogbegaafde
leerlingen hetzelfde aangepaste programma krijgen. Dat kan per leerling verschillen
(zie ook bovenstaande profielen Betts & Neihart). Door middel van ‘compacten’ wordt
tijd vrijgemaakt om verrijkingsstof aan te bieden. Met de zaakvakken is het goed om de
lesstof in een breder kader te plaatsen, waardoor het verband met de andere lesstof
duidelijker wordt.
Is de cognitieve voorsprong van een leerling desondanks zo groot dat er geen aansluiting
meer is met de jaargroep, dan is het te overwegen om het kind te laten versnellen. Bij
deze interventie moet gelet worden op afstemming met de ontvangende leerkracht
en groep. Om tot een goede afweging te komen, kan gebruik gemaakt worden van de
Versnellings Wenselijkheids Lijst (VWL).2 In dat geval verwijzen wij naar bijlage 1: Protocol
Versnellen.